Mijn onvoorwaardelijke liefde voor de natuur houdt redelijk stand maar houdt op bij de vlieg. Kille donkere haatgevoelens jegens het insect doorwroeten mijn systeem. Bij het horen van zijn stem, bij het zien van zijn zinloze motoriek ontwaakt er een levensgevaarlijk en koelbloedig moordenares in mij gespeend van enige empathie of rede of respect. Een vliegenplaag teisterde mijn woning de afgelopen weken. Vliegen scheerden langs mijn trommelvliezen als ik aan het werk was, vliegen landden menigmaal op mijn lijf zelfgenoegzaam in hun vliegenarmpjes wrijvend, en ochtend aan ochtend werd ik niet wakker gemaakt door vogels, een wekker, of een man die me zachtjes wakker kust, nee, de dagen vingen aan met vliegen op en om mijn gezicht heen dralend wat mij het gevoel gaf tot niks meer dan een stuk vlees te verworden.
Het was de paardenhoer. Paardenhoer is haar terechte naam omdat zij zich kort geleden naast ons vakantieparkje heeft gevestigd en daar een manege begonnen is. Leuk hoor paarden, maar ze trekken vliegen aan, nog niet te spreken over het gegeven dat deze paardenhoer ervoor heeft gezorgd dat we niet op ons vakantieparkje mogen overwinteren. Ze heeft met haar zielige telefoon de gemeente gebeld en aangespoord (zoals ze haar paarden ook passief-agressief in de buik trapt met haar sporen) en zo is er, vraag me niet hoe, door haar toedoen een nieuw kut-regeltje in de gemeente opgenomen. Ze had overlast van het vakantiepark. Hebben we niet allemaal altijd en overal overlast van elkaar? Nu hebben velen geen huis. De moeder met haar jonge kind naast mij wordt gedwongen te overwinteren in een caravan. En daarom heb ik haar terecht betiteld als De Paardenhoer.
In haar dagelijkse handelingen meen ik rancune te bespeuren. Zij is natuurlijk ingeruild voor een jongere vrouw en met het geld van de echtscheiding heeft zij zichzelf een manege verschaft. Een zielige kinderwens die nu vorm heeft gekregen. Oh, daar staat ze met haar schep in het stro. Oh daar laveert ze over haar paardenwei met een zweep en staat ze een onwillig paard te dresseren om zich toch nog enigszins machtig te voelen. Maar dit alles terzijde. Dit verhaal gaat over vliegen, niet over de paardenhoer haar verleden. Al zou je daar ook een boek over kunnen schrijven. Of mensen het willen lezen is een tweede. Ik zou het gebruiken als wc-papier, de stront langs haar pagina’s afvegen.|
Hoe dan ook, het ziet hier zwart van de vliegen, en de invulling van mijn dag wordt steeds meer bepaald door het neerslaan van vliegen. Boeken, brochures en tijdschriften, zelfs mijn geliefde Jan Jans en de kinderen collectie (sorry Jan Kruis) moeten het ontzien bij de slachtpartij waar ik steeds behendiger, misschien wel gelijk aan de concentratie van een ninja, vliegen doodsla. Een vliegenmepper koop ik niet, dat vind ik ook weer zo wat.
Als een dolleman loop ik al dagen door mijn woninkje om me heen slaande met de paperassen waar ik steeds vaker andere meubelstukken, voorwerpen en servies meeneem. Gordijnen vallen naar beneden, stoelen gooi ik om, een vaas met bloemen daar is niks meer van over en mijn kat zit in doodsangst verstard achter de bank.
Toen ik vrijwel iedere vlieg naar de hemel had geslagen (Of de hel hoop ik) en de rust een beetje weder was gekeerd, kwam mijn karma op bezoek. Ik lag vredig in mijn bed te tikken aan dit stukje toen ik ineens een vreemd geluid hoorde. Ik kon het niet helemaal plaatsen. Het was het geluid dat een vlieg kan maken, maar dan erger, intenser, broeieriger. Ik pakte een tijdschrift en zocht naar de bron. Het duurde niet lang of ik zag daar twee vliegen op het plankje boven mijn bed boven op elkaar zitten. Wat waren ze aan het doen? Zaten ze zich voort te planten?
Ja ze zaten zich voort te planten. Vandaar dat gekke geluid (een geluid van vliegengenot?) Nu was het niet alleen woede maar ook jaloezie wat me overmeesterde. Zij wél seks en ík niet? En dat in mijn slaapkamer! Ik heb de twee klootzakken met alles wat ik in me heb neergeslagen.
Maar voldoening was er niet, de houten plank liet los en viel vol in mijn gezicht, het brak in tweeën op mijn lip en het bloed spoot eruit. Een klap op mijn bek van de kosmos. Een vergelding van het universum.
Maar, ik leef nog. En zij niet. De Paardenhoer nog wel.
Nog.