Goed toeven met een koekje – dinsdag 2 augustus – Ergens aan een plas.
We (mijn moeder en ik) wilden graag koffie drinken bij het paviljoen aan het water nadat we een paar banen in de plas hadden getrokken deze ochtend. Maar ze draaien altijd van die harde muziek. Oeink oeink oeink in een opzwepende vierkwartsmaat. Daar wil je als stadsmens nou juist even van weg. Vogels en ruisen van bomen willen we horen. Dat werk.
Wat te doen?
We vroegen het meisje bij het paviljoen of er een plek was waar er geen muziek klonk, of waar de box misschien even uitgedraaid kon. Ze zei nee en keek verongelijkt. Of denk ik dat ze verongelijkt keek? Omdat ik bang ben dat ik de bedrijfsvoering van het paviljoen kwets?
Ik ben wel een beetje boos op de bedrijfsvoering van het paviljoen moet ik bekennen. Het ligt perfect met uitzicht op de plas, de koffie is fantastisch, ze hebben waanzinnige zelfgebakte koekjes maar dat ze ’s ochtends harde house muziek draaien is als stront aan een knikker.
Mogen we de koffie dan to-go? Vroegen we.
Dat mocht niet. Dan moesten we maar naar het snackbarretje gaan een paar meter verderop. Die hadden ook koffie.
Nou, we dropen af.
Een jonge knul achter een toonbank vroeg ik om twee koffie. Het duurde lang en hij leek een beetje te klunzen. Ik bereidde me voor op een teleurstelling. (De koffie zal vast niet zo lekker zijn) De enige manier om niet teleurgesteld te raken is door het alvast te zijn, zoiets. Het is een mechanisme dat er steeds dieper inslijt. Daar moet ik ook eens vanaf.
‘Ik had juist zo een zin in die koekjes’, fluisterde m’n moeder me toe als een beteuterd kind. ‘Krijgen we nou helemaal geen koekje?’, voegde ze er nog dramatischer aan toe.
‘Nee mam, het zij zo, let it go’, sprak ik haar toe als een verstandig ouder.
‘Sorry’, zei de jongen in de snackbar, ‘ik heb per ongeluk de koffiemachine uitgezet, nu moet ik heel lang wachten tot hij warm is.’
Zie je nou wel, daar gaan we al, dit gaat helemaal mis, waren mijn gedachtes. Maar toen zei hij: ‘Ik haal wel even koffie voor jullie daar’, en hij wees naar het housemuziek draaiende paviljoen. Dit schepte natuurlijk mogelijkheden. ‘Oe, als je dan toch daarheen gaat’, vroeg ik op mijn liefst, ‘kan je dan om een koekje vragen? Die vinden we zo lekker.’
‘Is goed’, zei de jongen.
Niet veel later kwam hij terug met twee bekertjes koffie en een koekje voor ons beiden. Ik vond het allemaal erg spannend maar we hadden het dus, zij het met wat omwegen, uiteindelijk helemaal dik voor elkaar. We namen plaats op een kleedje perfect gelegen aan de plas, ver verwijderd van de oeink oeink oeink, met een fantastisch lekker kopje koffie én een waanzinnig goed koekje.