In de trein ergens voorbij Parijs – 24 juli 2018 – De Batsbaren

De conducteurs in Frankrijk zijn aantrekkelijk. Heel anders dan in Nederland. Nu ik er zo over nadenk – ik heb er nog nooit één gezien die een beetje batsbaar is. Speknekken. Toch? Ik wil maar zeggen.
Er staan er nu drie in mijn wagon, ‘bonjour plus de plus, de que qu de tututu de oe de lalala’ hoor ik ze zeggen. Ik versta er geen fluit van maar tis prachtig. Zalvend. Met scanners controleren ze allerhande kaartjes of uitgeprinte a4-tjes. (Helaas geen stempels of knippertjes meer, dan was ik echt wild geworden)
Ze hebben een kostuumpje aan om je vingers bij af te likken. Met zo’n leuk hoedje. Eentje is een hele knappe donkere jongen, diepe ogen, prachtige huid. De ander een beetje een punkrockmotormanconducteur. Wild uiterlijk, lang haar, tattoages, maar toch schoon. Geen smeer of olievlek te bekennen. De derde van het conducteursgezelschap is een wat oudere man maar charmant.
Op de achtergrond van de drie batsbaren zie ik stenen huisjes, wijngaarden en lavendel aan me voorbij trekken. Hoe verder ik van Parijs geraak, hoe desolater de omgeving. Ik haal me op aan de kronkelwegen, (on)bewoonde krakkemikkige huisjes en de opduikende café’s en van keten gespeende winkeltjes met verweerde uithangborden en eigenzinnig ingerichte etalages.
Het is toch ook verschrikkelijk hoe kinderachtig ik ben gebleven. Wat zo’n uniformpje in me los maakt gaat nergens over. Ik zou de drie conducteurs zo doen. Allemaal. Stuk voor stuk.
Ik zou het kostuumpje voorzichtig uittrekken. Eerst het gilet. Knoopje voor knoopje. Dan de blouse met wat minder nuance. Gewoon losrukken zo dat de knoopjes losschieten en door de wagon vliegen. Eén knoop komt in het oog van een willekeurig passagier terecht. ‘Merde!’ hoor ik in de verte. Maar dat kan me niks schelen. Daas van passie kleed ik de conducteur helemaal uit. Behalve dan zijn hoed, die laat ie maar mooi op. Ik blaas op zijn fluit en dan ga ik langzaam, ooooh, ik ben op mijn plek van bestemming, moet uitstappen, Daaag.

Abcoude – 17/06/ 2018 – Bij de Chinees

Ik zit met mijn moeder Foe Yong Hai te eten bij de plaatselijke Chinees. Tegenover ons zit een stel. De man kan ik niet goed zien. Ja, z’n achterkant. Schouders, een rug, beetje roos over een colbert. Saai. Maar zijn vrouw zit met haar gezicht recht tegenover me.
Het is een grote imposante blonde vrouw. Fel geblondeerd haar, netjes geföhnd of met zo een krultang exact de juiste slagen er in gedraaid. Om haar nek, polsen, vingers en in de oorlellen hangen sieraden. Overal hangen ze. En ze rinkelen, telkens als ze haar vork of glas naar haar mond toe brengt. Zulk soort vrouwen doen me vaak een beetje denken aan een muffin. Of een cupcake. Beetje te dik, te zoet en te veel ofzo.
Ik stel me zo voor dat ze niet die aandacht aan haar kapsel had besteed, dat ze niet die omlijsting zou hebben, wat zou er dan van haar over zijn? Een biggetje. Ja, dat is het. Ik krijg geen hap meer door mijn keel. Maar dat is omdat de Foe Yong Hai te zout is. Ik zeg het tegen Kim Chai, de bedrijfsleider. Hij snelt de keuken in en komt terug met een betere versie van het gerecht.
De laatste tijd kan ik me maar lastig concentreren op iets. Maar nu ineens wel. Een hyperfocus. Op deze vrouw, en dan met name haar neus. Haar biggineske neus.
Zoals je onbeteugeld verliefd op iemand kan zijn. Je machteloos staat tegenover je gedachtegang en waar ze je naartoe wentelen, je elke keer weer meenemen naar het object van je verliefdheid. Dat, heb ik met haar neus.
Mijn moeder. De Foe Yong Hai. Kim Chai. M’n bestek. De hele Chinees en de andere restaurantbezoekers. Ze bestaan niet meer.
De neus is wat omhoog gefloept, zodat de twee neusgaten groter zijn dan een gemiddeld neusgat. Ook zorgt de spanning van de omhoogfloeping ervoor dat haar bovenlip iets wordt meegetrokken, zodat wanneer zij haar mond sluit, haar mond niet sluit en haar boventanden en tandvlees alsmaar zichtbaar in beeld blijven. Maar dat doet niet zo ter zake. Wat mij vooral intrigeert zijn de gaten. Niet haar mond.
Terwijl ik naar de twee gaten in haar neus kijk, worden ze groter. Het lijkt net of ik aan de LSD zit, maar ik ben toch echt broodnuchter. Met mijn blik stuur ik de grootte van haar neusgaten aan. Beetje gek maar dit is wel degelijk het geval. Ze worden groter en groter en groter.
Ik leg m’n bestek neer en stel me zo voor dat ik in haar neus kruip. Ik dring binnen en roep ‘Hallo’. Het resoneert. ‘Hallo hallo hallo’. Het is er kennelijk erg hol. Wat een rust!
Ik zou die meid wel altijd om me heen willen hebben. Me lekker te zitten te concentreren op een goeie dikke neus, er af en toe even inkruipen als het me teveel wordt en de rest van de wereld even vergeten, ja dat doet me toch wel erg goed…

Amsterdam Noord – 04/01/2018 – Voor de Bakker

Vandaag heb ik mijn decolleté ingezet. Kijken wat dat uithaalt. Want ik ben dan misschien niet zo makkelijk in de omgang tieten heb ik wel. Ze zijn alleen niet meer wat ze waren, mijn jongens. [ De jongens, zo noem ik ze ] Want gisteren had ik een potlood onder een tiet geklemd en hij bleef rustig zitten.
Van die ontwikkeling was ik me nog niet bewust. De laatste keer dat ik er een potlood onder klemde [ jaren geleden alweer, dat wel ] viel die gewoon netjes op de grond. Toen ik toch bezig was, heb ik er ook nog even een gum onder geschoven. Die bleef godverdomme ook nog es zitten. Zelfs bleef tot m’n schrik de puntenslijper hangen. Troost vond ik bij de nietmachine die daarop volgde en gelukkig nog wel netjes op de grond viel. Wel gedoe want m’n hele badkamer vloer lag onder de nietjes die ik op m’n blote knieen op heb zitten ruimen.
Dus om de ietwat slappe borstpartij wat ondersteuning te bieden ben ik bij de Hema zo’n push up bh’tje gaan halen. Nah, met zo’n hulpstuk heb ik me toch ineens een voorgevel. Het zit verschrikkelijk en ik voel me net een ingesnoerde cupcake maar gezellig is het wel.
Dus nu ik zo met die voorgevel naar mijn woest aantrekkelijke bakker voor het eerste verse broodje van het nieuwe jaar ga, heb ik m’n jas snel losgeknoopt. Het regent en tis min tien buiten, totaal onlogisch om je jas open te hebben, maar ja, alles voor mijn bakker – voor lul staan incluis.
Je gelooft het niet. Nooit kreeg ik zijn aandacht. Nooit keek hij op of om. Maar nu ik door de schuifdeuren samen met mijn jongens entree maak, kijkt mijn bakker op van zijn deegtafel, laat de homp deeg uit zijn handen vallen en loopt kordaat en met grote ogen op me af. Hij springt een beetje onhandig voor het bakkersmeisje, dat net van plan was om me te helpen, duwt haar opzij, kijkt eerst naar m’n jongens en dan in m’n ogen en zegt; ‘Hallo schat, nog een gelukkig nieuwjaar, waar kan ik jou in dit nieuwe jaar mee verblijden?’
‘Nouhou……

Amsterdam Noord – 25/11/2017 – Voor de Bakker

Krijg nou tieten. Er is een nieuwe buts bakkers aangenomen. En die zijn ook niet mis. Mijn hart maakt een sprong. Ik had een beetje een sombere dag, maar aan deze nieuwe bakkers haal ik me op.
Deze jongens zijn ook al zo aantrekkelijk en gepassioneerd bezig. Wat is dat toch? Met een tevreden glimlachje om de mond zijn ze noestig aan het werk. Deze bakkerswinkel heeft een soort van open kitchen situatie, vandaar dat je ‘t gehele bakproces altijd zo goed kan bekijken. Dit is leuker dan Artis. Het ruikt ook beter dan Artis. Artis ruikt naar oksel. Dit is hemels.
Tegenover me zit een wat gezette jongeman. ‘Do you also have latté machiatto?’, zegt hij met een Amerikaans accent. Hij vergeet na de ‘o’ van machiatto zijn mond dicht te doen. Met zijn mond open kijkt hij het bakkersmeisje vragend aan. ‘Yes, we have’, antwoord ze. De jongen maakt een dankbaar knikje naar het meisje. Nog steeds met zijn mond open, waarna hij de diepte in staart. Omdat z’n mond nog steeds open staat denk ik dat zijn gedachtes niet heel erg diep zijn. Beetje bevooroordeeld misschien. Ik wil hem op zijn schouder tikken: ‘Sorry sir, your mouth is still open, what for exactly? No reason? Can you close it please, it looks stupid.’ Maar ik hou me in.
De bakker die er voor mij echt toe doet, of deed, is er niet. Maar het deert niet, ik ben weer eventjes afgeleid. Kheb de focus van een goudvis.
Hoe ik op die nieuwe lichting bakkers aan het geilneven ben, stoort me wel een beetje. Is dit nu echt wat er van mij geworden is? Voel me toch een beetje een goorlap…
De kloterij van te lang single zijn is, dat je alles en iedereen wat een beetje man in zich draagt, scant als potentiele lover of bedgenoot (desperate heet dat volgens mij). Tis dodelijk vermoeiend, werkelijk iedereen gaat door de mangel. Behalve dan die Amerikaan hier tegenover me. Hij heeft nog steeds zijn mond open. Het is geen gezicht.

Amsterdam Noord – 13/11/2017 – Voor de Bakker

Ik zie de bakker waar ik gevoelens voor heb met een familie. Het is zijn familie. M’n wereld stort in. Ze zitten te high teaën. Een vrouw, een oma, een peuter en baby.
Etagères met kleine taartjes staan op de tafel naast ons uitgestald. Je ziet de familie de zoete deegsels in hoog tempo wegwerken.
Ik heb high teaen nooit begrepen. Net zoiets als onbeperkt pannenkoeken eten. Je eet er anderhalf en dan waan je je al een olifant.
De baby kijkt me vanuit z’n kinderstoel aan terwijl er een stroompje kwijl met kruimels uit z’n mondhoek naar beneden sijpelt. De vrouw duwt ondertussen de kleine taartjes in hoog tempo in haar mond terwijl ze voor iedereen thee inschenkt (moeders zijn multitaskers) .
‘M’n wereld is ingestort’, verzucht ik hardop. M’n moeder zit naast me. Te nippen aan een koffie. Ze wrijft over m’n rug en zegt de troostende woorden: ‘Shell, je wereld was al ingestort. Dat kan maar één keer.’

Amsterdam Noord – 03/11/2017 – Voor de Bakker

Het begint een beetje voyeuristische trekken te krijgen en dat is niet mijn intentie maar als ik de bakker zou moeten beschrijven wat betreft zijn uiterlijk: Hij heeft iets jongensachtigs. Blond haar – niet kort, maar ook niet heel lang. Een beetje ongeschoren. En hij is niet te lang van postuur… Een heel klein beetje mollig. Gezond mollig. Blosjes. Sterke bakkersarmen. Goed materiaal om mee te vrijen. Zacht mannelijk gezond jongensachtig.
Hij heeft een bakkerskostuumpje aan. Het lijkt op een kokspak. Wit stevig katoen. Maar daaronder een gewone broek en gympies. Dat draagt hij altijd. Hij denkt niet echt na over zijn uiterlijk. Is natuurlijk niet belangrijk. Of in ieder geval ondergeschikt aan z’n passie.
Het is volgens mij geen oppervlakkige bakker. Ook al heb ik geen zinnig woord met hem gesproken hij straalt diepgang uit. Een bakker met diepgang. Ergens in zijn leven is hij beschadigd, denk ik. Een zweempje verdriet in zijn ogen en de hees in zijn stem verraden dat. Die tragiek in combinatie met z’n gezonde bakkersblos is intrigerend.
Hij is wel een beetje kalend op z’n kruin zie ik nu, maar dat geeft dan niet hè. Wanneer je iemand eenmaal voor een bepaald percentage leuk vindt, verdwijnt de bijbehorende shit als sneeuw voor de zon. Gekke oren. Ongeknipte teennageltjes. Een dik haartje dat uit een moedervlek piept. Dat kan ongelofelijk afstotend zijn. Maar als je iemand al tot op een bepaalde hoogte leuk vindt, dan zoen je die gore plekjes zelfs. Met overgave. Althans ik wel. Ik heb tenen in mijn mond gehad.
Ik heb alleen nog niet aan hem kunnen ruiken. Zou nu ook niet weten hoe. Het zou wel verheldering scheppen en vooral doorslaggevend zijn, want als hij stinkt is het afgelopen. Feromonaal moet de boel kloppen. Anders schei ik eruit.

Amsterdam Noord – 27/10/2017 – Voor de Bakker

Ik zit weer bij de bakker. Vandaag heb ik m’n best gedaan.
In Amsterdam Noord doe je over het algemeen je best niet zo voordat je de straat opgaat. Hier is het straatbeeld gevuld met slonzen. Slonzen en Canta’s.
Ook lijken veel mensen hun haar niet te wassen en dragen ze grote jassen met het gevolg dat ik ook steeds minder m’n haar was en met een stoffige grote jas rond loop te sjokken. Je blend toch in hè. Gek is dat.
Het is me nu alleen te vaak gebeurd dat ik als een gare zwanshanger de bakker inliep, m’n geliefde met een deegrollertje achter de toonbank zag staan en me realiseerde dat hij me zo niet mag zien, Al helemaal niet in deze fase. We kennen elkaar pas net. Of niet. Eigenlijk.
Vandaag heb ik wél m’n best gedaan. Eens kijken wat dat uithaalt. Me mooi aangekleed. Lipstick en lipliner, zodat m’n scheve mond symmetrischer aandoet.
Met de borst vooruit en een glimlach op m’n gezicht, maakte ik m’n entree. Maar de bakker keek niet op of om. Hij was weer bezig. Z’n boterkoeken in blokjes aan t snijden.
Heel eventjes kreeg ik net wel aandacht. Maar dat was toen hij m’n tafeltje passeerde en beleefdig vroeg of ik al geholpen werd. Ik werd al geholpen dus ik zei ‘ja’. Dom natuurlijk, want ik had het nog niet gezegd of hij vloog alweer door naar een homp deeg achter de toonbank, die hij nu staat te kneden..
Zou hij dezelfde aandacht hebben voor zijn geliefde als voor zijn deeg? Of juist niet, omdat zijn aandacht- en liefdesreservoir al is opgegaan naar dat brood van hem.
Toen ik verliefd werd op één van mijn eerste vriendjes, vroeg die: ‘Wil je mijn vrouwtje zijn?’. Toen antwoordde ik in blijdschap: ‘Ja.’ Waarop hij zei: ‘Maar je moet weten, je zal nooit mijn nummer één zijn, muziek is mijn nummer één’. Nou dat heb ik geweten.
Als de bakker hetzelfde bij mij zou flikken.
‘Jij zal nooit mijn nummer één zijn, brood is mijn nummer één’.
Dan weet ik niet of ik er voor zou kunnen gaan.

Amsterdam Noord – 21/10/2017

Vanavond zou er een maffe acteur bij me komen hangen op wie ik in 2013 hevig verliefd was. Ik was heul erg verliefd. Op zijn Facebook keek ik naar zijn filmpjes (nachtenlang op repeat) om een glimp van hem op te vangen.
Ook maakte ik tekeningen en schreef ik gedichtjes die ik dan met mijn zatte hoofd aan hem voordroeg in de doorzak van theaterfestival de Parade – daar waar ik hem leerde kennen.
Het mocht niet baten. Hij viel alleen maar op intercontinentale vrouwen en dan het liefst Aziatisch. Ja, en dan kwam ik aanzetten met mijn kaasuiterlijk en lichte drankprobleem. Geen schijn van kans natuurlijk.
Wél vond hij m’n bekje leuk. M’n overbeet. Zelf vind ik mijn overbeet verschrikkelijk. Het is rommelig om te zien, zoent onhandig ( ik klap altijd tegen tanden aan, heel dom) en ik kan geen hamburger of appel eten zonder te knoeien. Maar het biedt dan extra verlichting als iemand van cachet het aantrekkelijk vindt.
Ik probeerde hem te zoenen, een beetje dwingend, herinner ik me, daar op dat wilde Paradefestival, kende m’n grenzen niet, totale seksuele intimidatie misschien wel, maar hij duwde me dan altijd netjes en wat liefelijk bij zijn mond vandaan.
We zijn altijd vrienden gebleven. En ik ben altijd heel open geweest over mijn gevoelens voor hem. Hij is daar nooit van geschrokken en is altijd een vriend gebleven. Dat vind ik bijzonder.
We zouden vanavond films kijken, eten, beetje wijn misschien en in bad gaan. Ergens heb je dan nog hoop hè. Dat hij het toch misschien is. Maar ja, hoop. Wat heb je eraan.
Hij liet me net via messenger weten dat hij niet kan komen toch vanwege een klus. Zo zie je maar. Ik ben niet echt teleurgesteld want ik heb weinig verwachtingen (of hoop) meer.
En eigenlijk vind ik het ook wel lekker. Wat rust en alleen zijn. Ik vind visite de laatste tijd best vermoeiend. Je gaat toch altijd je best doen en zit uiteindelijk met dubbel zoveel afwas.

Amsterdam Noord – 20/10/2017 Voor de Bakker

Ik ben heimelijk verliefd op mijn bakker. Woest aantrekkelijk vind ik hem. Het is de bakker bij mij in de straat en hij is vrij nieuw. Ze maken echt heerlijk brood. Het zijn twee bakkers eigenlijk. Ik bedoel: De bakker is van twee bakkers, twee eigenaren.
Ik probeer elke keer als ik in de bakker ben te seinen naar de bakker waar ik verliefd op ben, dat ik hem leuk vind, flirten heet dat natuurlijk, maar ik krijg maar weinig terug.
Hij is blond, heeft iets Scandinavisch, Vikinesques, maar is wel gezond gebruind. Hij is ook een heel klein beetje gezet – daar ga ik hard op, een beetje gezet. En dan staat hij het deeg te kloppen met die sterke armen. Hij heeft een heesje in zijn stem. Ik weet zeker dat ik heel goed met hem zou kunnen vrijen. En dat heb ik niet zo snel.
Hij ziet me nauwelijks staan. Gaat helemaal op in het deeg. De mede-eigenaar daarentegen, die me een beetje aan een stripfiguurtje doet denken is bijzonder attent en wél erg met me bezig. Maar ik val niet echt op stripfiguurtjes.
Ik denk dat de bakker die ik zo graag zou willen doen, gewoon al een familietje heeft. Dat hij me daarom niet ziet staan. Maar eerder nog zou het kunnen komen omdat ik gewoon m’n sexappeal aan het verliezen ben? Dat ik niet zo woest aantrekkelijk gevonden word als ik mijn bakker vind. Daar ben ik bang voor. Terwijl ik dit schrijf, zit ik koffie te drinken in het bakkerscafeetje en staat hij achter me een tafeltje op te ruimen. Hij is nu een halve meter bij me vandaan. Haha. Hij moest es weten…