De Ikea-kast ligt in stukken door mijn studiowoning verspreid. Er draait een sleutel in het slot. Het is mijn moeder. Ze komt me halen voor de nieuwjaarswandeling.
‘Sta nog te douchen!’, schreeuw ik boven de douche uit. Haar liefdevolle moederhoofd steekt door mijn badkamerdeur.
‘Ik heb de Ikea-kast door de kamer geworpen..’, leg ik uit, ‘..hij viel de hele tijd om…daarom heb ik hem maar door de kamer geworpen.’
Mijn moeder lacht, ‘Ok is goed, ik ga even koffie maken.’
Nadat het kastje een tijd geleden ineen was gedenderd, heb ik de planken en onderdelen tegen een klein stukje vrije muur in de keuken gezet. Dat hoopje planken-zooi staat er nu al een maand of twee te wachten tot er een keer een kabouter of tandenfee langskomt die het voor me oplost.
Dat is tot op heden niet gebeurd.
Wat er wél gebeurt is dat de planken en Ikea-onderdelen om de haverklap van de muur schuiven en op de grond vallen en meestal ook nog iets anders beschadigen of meenemen, zoals mijn scheenbeen, de lege flessen wijn op de vloer waar dan restjes drank uitvallen, of mijn kwetsbare gitaar die geregeld met de klanken van een dissonant akkoord ter aarde stort.
Hoe dan ook, nu heb ik al die onderdelen, stuk voor stuk, om de beurt met verve in alle uithoeken van mijn studio-appartement geworpen.
Toegegeven, ik ben niet boos op de kast, ik ben boos op mij, die woede waaiert zich nu over andere zaken uit. Afreageren heet dat natuurlijk.
Ik zag mezelf op 1 januari om half acht ’s ochtends joggen langs De Vecht maar ik ontwaakte met een hard hoofd ver na twaalf uur ’s middags. Dat voornemen is dus nu al mislukt! Ik ben een teleurstelling op pootjes. Wankel als de op losse schroeven staande ingestorte Ikea kast op nieuwjaarsdag.
Ondertussen probeer ik onder de douche niet mijn lijf maar mijn persoonlijkheid te wassen. Mezelf van mezelf afwassen, kon het maar, die ongedisciplineerde zak stront waar niks mee valt af te spreken, exact het tegenovergestelde doet van wat ik van haar vraag van me af te scrubben. Ik loop in mijn blootje de douche uit en de woonkamer in; ‘Mama, ik kan niet meer met mij…’
‘Weet je wat we doen…’, ze staat het kastje in elkaar te zetten, ‘ik maak een hokje met een bed en een werktafeltje, met ijzeren tralies ervoor, en als je niet elke dag iets af hebt geschreven of gesport, krijg je niks te eten’. Ze draait het laatste schroefje in een plank en de kast staat weer.
‘Fantastisch plan mam, dat is de opvoeding die ik altijd heb gewild, ik begin meteen met schrijven!’ en ik val haar in de armen.
Ach, moeders. Je zou ze vaak moeiteloos achter het behang willen plakken maar nu ze me weer red, schiet ik toch een beetje vol.
‘Kom, we gaan’, ze pakt m’n hand. We lopen met frisse moed de deur uit en het nieuwe jaar in. Maar als ik uit enthousiasme de voordeur met een ferme klap dichtsla hoor ik het Ikea kastje weer in ineen zijgen.